Hoofdstuk 11 van 'De grote scheiding' door C.S. Lewis.


" Een van de pijnlijkste ontmoetingen, waar wij getuige van waren, was die
tussen een vrouwelijke schim en een blinkende geest, die blijkbaar haar
broer was geweest.
Zij moesten elkaar ontmoet hebben, even voor wij hen aantroffen, want de
geest zei juist op een toon van onverholen teleurstelling: ' O Reginald! Ben
jij het?'
'Ja', zei de geest, 'ik weet dat je iemand anders verwachtte.
Kun je… ik hoop, dat je voor het ogenblik een beetje blij kunt zijn, dat je mij
juist ontmoet'.
'Ik dacht dat Michael zou komen', zei de schim; en dan, bijna wild: ' Hij IS hier
toch zeker?'
'Hij is dáár… ginds in de bergen'.
'Waarom is hij niet gekomen om me te begroeten?
Wist hij niet dat ik kwam?'
'Kindlief, maak je geen zorg.
Het komt aanstonds wel terecht.
Het zou geen zin gehad hebben.
Nu nog niet.
Hij zou niet in staat zijn je te zien en te horen, zoals je nu bent.
Je zou totaal onzichtbaar zijn voor Michael.
Maar we zullen je spoedig meer gestalte geven.'
'Ik zou zo denken, dat als jij me kunt zien, mijn zoon dat ook kan.'
'Zo gaat het toch niet altijd.
De zaak is, dat ik mij in dit soort werk heb gespecialiseerd'.
'O, is het een soort werk?', bitste de schim.
Dan, na even gezwegen te hebben: ' Zo. En wanneer krijg ik dan permissie
om hem te zien?'
'Er is geen sprake van permissie, Pam.
Zodra hij in staat is je te zien, gebeurt het natuurlijk.
Je moet eerst wat substantiëler worden.'
'Hoe?', zei de schim.
Dit enkele woord klonk hard en enigszins dreigend.
'Ik ben bang, dat de eerste stap je zwaar zal vallen', zei de geest, 'Maar
daarna vorder je zo snel als een huis dat in brand staat.
Je zult zo substantieel worden, dat Michael je kan opmerken; als je maar
eerst leert verlangen naar iemand anders dan Michael.
Ik zeg niet: naar iets hógers dan Michael, want we beginnen pas.
Dat komt later wel.
Het is enkel een kiem van het verlangen naar God, die we nodig hebben om
het proces een aanvang te doen nemen.'
'O.. je bedoelt godsdienst en zo meer?
Dit is toch eigenlijk niet het moment… en van jou allerminst.
Maar het doet er niet toe.
Ik zal alles doen wat nodig is.
Wat wil je, dat ik zal doen?
Vooruit! Hoe eerder ik ermee begin, des te eerder zullen ze mij mijn zoon
laten zien.
Ik ben tot je dienst'.
'Maar Pam, denk toch eens na!
Zie je niet in, dat er geen sprake kan zijn van beginnen, zolang je in die
gemoedstoestand bent?
Jij wilt God alleen gebruiken als middel om bij Michael te komen.
Maar dat hele proces om substantiëler te worden bestaat daarin, dat je naar
God leert verlangen om Zijns zelfs wil'.
'Als je een moeder was, zou je niet zo spreken.'
'Je bedoelt: als ik alléén maar moeder was.
Maar zoiets als 'alleen maar moeder' is er niet.
Je bestaat als moeder van Michael alleen, omdat je in de eerste plaats
bestaat als schepsel Gods.
Die verhouding is ouder en nader.
Nee, luister, Pam!
Hij heeft óók lief.
Hij heeft óók geleden.
Hij heeft óók lange tijd gewacht'.
'Als Hij me liefhad, zou Hij me bij mijn jongen brengen.
Als Hij me liefheeft, waarom nam Hij dan Michael van me weg?
Ik wilde daar eigenlijk niet over spreken.
Maar ik kan daar heel moeilijk overheen komen, zie je.'
'Maar Hij moest Michael wel wegnemen.
Gedeeltelijk om der wille van Michael zelf.'
'Ik ben ervan overtuigd dat ik mijn best heb gedaan om Michael gelukkig te
maken.
Ik heb mijn hele leven opgeofferd…'.
'Mensen kunnen elkaar op den duur niet werkelijk gelukkig maken.
En in de tweede plaats om der wille van jou zelf.
Hij wilde, dat jouw puur instinctieve liefde voor je kind - tijgerinnen kennen
die ook, zoals je weet! - zou veranderen in iets beters.
Hij wilde, dat je liefde voor Michael zou worden wat HIJ onder liefde
verstaat.
Je kunt je medemens niet ten volle liefhebben, zolang je God niet liefhebt.
Soms kan die verandering geschieden, terwijl aan de instinctieve liefde nog
voldaan wordt.
Naar het schijnt, was daar echter in jouw geval geen kans op.
Bij jou was dat instinct teugelloos, wild en redeloos.
Vraag het maar aan je dochter of aan je man.
Vraag het aan je eigen moeder.
Je hebt niet één keer aan haar gedacht.
Het enige middel was daarom, het voorwerp van die liefde weg te nemen.
Het was een geval voor operatief ingrijpen.
Als die eerste wijze van liefhebben gedwarsboomd werd, bestond er kans,
dat in de eenzaamheid, in de stilte, iets anders begon te groeien.'
'dat is allemaal onzin, wreedaardige en gemene onzin.
Welk recht heb jij om zulke dingen over moederliefde te beweren?
Het is het hoogste en heiligste in de menselijke natuur'.
'Pam, Pam!'…. natuurlijke gevoelens zijn op zichzelf nooit hoog of laag, heilig
of onheilig.
Ze zijn allemaal heilig, zolang God er leiding aan geeft.
Ze ontaarden allemaal, zodra ze zelf de baas gaan spelen en tot afgoden
gemaakt worden'.
'Mijn liefde voor Michael zou nooit ontaard zijn.
Zelfs niet al waren we miljoenen jaren bij elkaar gebleven.'
'Je vergist je. En je kunt beter weten.
Heb je daar beneden geen moeders ontmoet, die hun zoons bij zich hebben
in de hel?
Zijn die moeders door hun liefde gelukkig?'
'Als je soms dat mens van Guthrie bedoelt met haar verschrikkelijke Bobby,
dan natuurlijk niet.
Ik hoop niet dat je…
Als ik Michael had zou ik volkomen gelukkig zijn, zelfs in die stad.
Ik zou niet altijd door over hem praten, tot iedereen de klank van zijn naam
haatte, zoals Winifred Guthrie doet over dat joch van haar.
Ik zou geen ruzie maken met de mensen, omdat ze niet genoeg nototie van
hem namen en dan weer razend jaloers zijn als ze dat wel deden.
Ik zou niet lopen te jammeren en te klagen, omdat hij niet aardig voor me
was.
Want hij zou natuurlijk wel aardig voor me zijn.
Je durft toch niet te beweren, dat Michael ook weleens zo zou kunnen
worden als die jongen van Guthrie?
Er zijn van die dingen, die ik niet kan verdragen'.
'Bij de Guthries heb je gezien, waar natuurlijke genegenheid tenslotte op
uitdraait, als ze niet geheiligd wordt'.
'Dat is een leugen.
Een gemene, gruwelijke leugen.
Hoe zou iemand haar zoon meer kunnen liefhebben dan ik?
Heb ik niet al die jaren enkel geleefd tot zijn nagedachtenis?'

'Dat was toch min of meer een vergissing, Pam.
In het diepst van je hart weet je dat ook heel goed'.
'Wat was een vergissing?'
'Heel dat rouwritueel, al die tien jaar.
Dat je zijn kamer precies zo hebt gelaten, als hij die achterliet;
Dat je ieder jaar zijn verjaardag en zijn sterfdag bleef vieren; dat je bleef
weigeren om uit dat huis te gaan, hoewel Dick en Muriel zich er ongelukkig
voelden'.
'Hun kon 't natuurlijk niet schelen.
Dat weet ik wel.
Ik heb al gauw geleerd om van hen geen echte sympathie te verwachten.'
'Je vergist je.
Als er ooit een man door de dood van zijn zoon heeft geleden, dan was het
Dick.
En niet veel meisjes hebben zó van hun broer gehouden als Muriel.
Hun verzet was niet gericht tegen Michael, maar tegen jou - tegen het feit,
dat hun leven werd beheerst, getiranniseerd door het verleden.
En eigenlijk niet door Michael's verleden, maar door jouw verleden.'
'Je bent harteloos. Iedereen is harteloos.
Het verleden was alles wat ik bezat.'
'Het was alles wat je verkóós te bezitten.
Het was de verkeerde manier om met je verdriet om te gaan.
Het was als bij de Egyptenaren: het balsemen van een dood lichaam'.
'O, natuurlijk. Ik heb ongelijk.
Alles wat ik zeg of doe is verkeerd volgens jou'.
'Ja, natuurlijk', zei de geest, zó van liefde en blijdschap stralend, dat mijn
ogen erdoor verblind werden.
"Dat ontdekken we allemaal, als we in dit land aankomen.
Allemaal hebben we ongelijk gehad!
Dáár komt het op neer!
Het heeft geen doel, nog langer vol te houden, dat we gelijk hebben gehad!
Dan beginnen we pas te leven.'
'Hoe durf je erom te lachen?
Geef mij mijn jongen.
Hoor je me?
Ik geef niets om al jullie regels en voorschriften.
Ik geloof niet in een God, die moeder en zoon uit elkaar houdt.
Ik geloof in een God van liefde.
Niemand heeft het recht tussen mij en mijn zoon te gaan staan.
Zelfs God niet.
Zeg Hem dat maar in Zijn gezicht.
Ik wil mijn zoon hebben en ik zal hem hebben ook.
Hij is van mij, versta je?
Van mij, van mij, voor eeuwig en altijd.'
'Hij zal ook van jou zijn, Pam. Alles zal van jou zijn.
God Zelf zal van jou zijn.
Maar niet op die manier.
Niets kan van nature van jou zijn.'
'Wat? Mijn eigen zoon niet eens, die uit mijn eigen lichaam geboren is?'
'En waar is je eigen lichaam dan nu?
Wist je niet, dat het natuurlijke een einde neemt?
Kijk: de zon rijst ginds achter de bergen, ze kan ieder ogenblik opkomen.
'Michael is van mij.'
'Hoe van jou? Jij hebt hem niet gemaakt.
De natuur heeft hem laten groeien in jouw lichaam buiten je wil, zelfs tegen
je wil… je vergeet somtijds, dat je indertijd helemaal geen kind wilde hebben.
Michael kwam eigenlijk per ongeluk.'
'Wie heeft je dat verteld?', zei de schim.
Daarna, zich herstellend: ' Dat is een leugen.
Het is niet waar. En dat is jouw zaak niet.
Ik haat je godsdienst en ik haat en veracht die God van jou.
Ik geloof in een God van liefde.'
'En toch, Pam, heb je op het ogenblik geen liefde voor je eigen moeder of
voor mij'.
'O, ik begrijp het. Daar zit 'm de kneep, hč?
Heus, Reginald, de gedachte, dat je gekrenkt bent, omdat…'.
'Lieve hemel', zei de geest met een luide lach, 'Maak je daar toch niet druk
over.
Weet je wel, dat je niemand in dit land krenken kunt?'
De schim zweeg een ogenblik met open mond.
Het leek mij toe, dat zij door deze verzekering meer uit het veld was
geslagen, dan door al, wat er reeds gezegd was.
'Kom', we zullen een eindje verder gaan, zei mijn leraar, zijn arm op de mijne
leggend.
'Waarom gingen we weg, meneer?', vroeg ik, zodra we buiten het gehoor van
de ongelukkige schim waren gekomen.
'Dat gesprek kan weleens heel lang duren', zei mijn leraar, 'en je hebt
voldoende gehoord om te zien, hoe de keus is.'
'Is er nog hoop voor haar, meneer?'
'Ja, enige hoop wel. Wat zij de liefde voor haar zoon noemt, is geworden tot
iets armzaligs, stekeligs en benepens.
Maar er is nog een sprankje in van iets, dat niet van haar zelf is.
Dat kan misschien tot een vlam aangeblazen worden'.
'Dus zijn sommige natuurlijke gevoelens werkelijk beter dan andere - ik
bedoel, zijn ze een beter uitgangspunt om de ware bedoeling te bereiken?'
'Beter én slechter.
Er is iets in de natuurlijke genegenheid, dat gemakkelijker tot
onvergankelijke liefde leidt dan de natuurlijke begeerte.
Maar er is ook iets in haar, waardoor zij makkelijker op het natuurlijke
niveau blijft staan en gehouden wordt voor de bovenaardse.
Koper wordt eerder voor goud aangezien dan klei.
En als deze genegenheid van geen bekering wil weten, zal haar bederf erger
blijken te zijn dan dat van de zogenaamde lagere hartstochten.
Ze is een sterkere engel en daarom, als zij valt, een des te kwaadaardiger
duivel.'


( Wordt vervolgd).